Interview met Jo Vandeurzen
VERMAATSCHAPPELIJKING VOOR EEN ZORG OP MENSENMAAT
De levensverwachting van de Vlaming blijft stijgen. Volgens de laatste cijfers hebben we er de afgelopen tien jaar twee jaar levensverwachting bij gekregen. Het is een signaal dat ons gezondheidssysteem goed werkt. Maar het brengt ook nieuwe uitdagingen voor onze zorg mee: als we met z’n allen ouder worden, hebben we ook meer zorg en hulp nodig. Jo Vandeurzen, Vlaams minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, wil daarom niet alleen meer investeren in de zorg. Hij wil die zorg ook ‘vermaatschappelijken’. Maar wat betekent dat?
“Ik zal beginnen met wat het niet is”, zegt minister Vandeurzen. “De zorg vermaatschappelijken betekent niet dat de overheid zich terugtrekt en dat de patiënt en zijn omgeving het zelf maar moeten uitzoeken. Neen, vermaatschappelijken betekent dat we de mens met een zorgnood meer willen betrekken in onze samenleving en niet willen parkeren in een zorgsysteem. We willen de persoon met een zorgnood de kracht en de hulpmiddelen in handen geven om zelf zijn zorg te kiezen en te organiseren, zodat hij zijn leven en welzijn kan inrichten zoals hij het wil en zijn plaats in de samenleving zelf kan kiezen. Als overheid moeten we er dan voor zorgen dat we die persoon en zijn omgeving ondersteunen en versterken en dat we een uitgebreid en kwaliteitsvol zorgaanbod organiseren waarop die persoon een beroep kan doen. Dat zorgaanbod van voorzieningen en zorgverleners moet zich bovendien organiseren op maat van de patiënt, veeleer dan dat de patiënt zich moet aanpassen aan het systeem.”
Deze aanpak is de motor achter een aantal grote veranderingen en de evolutie in het Vlaamse zorglandschap.
Chronische zorg vs acute zorg
Mede door de vergrijzing stijgt de vraag naar een kwaliteitsvolle ondersteuning van Vlamingen met chronische zorgnoden, veroorzaakt door ziekte en/of ouderdom. 27% van de Belgische bevolking lijdt aan ten minste één chronische ziekte. In de groep 70-plussers lijdt zelfs 50% tot 70% van de mensen aan verschillende chronische ziektes. De focus verschuift daardoor van acute zorg om een ziekte te genezen naar preventie en naar chronische zorg.
Qua preventie werkt Vlaanderen met gezondheidsdoelstellingen: meetbare doelen voor een preventief gezondheidsbeleid, gaande van meer vaccinatie, de promotie van gezonde voeding en beweging tot preventieve screenings naar kankers. Jo Vandeurzen: “Eind dit jaar organiseren we een grote gezondheidsconferentie over preventie. Daar evalueren we of we onze gezondheidsdoelstelling gehaald hebben en of we onze targets moeten bijstellen. Met de hele sector en met experts uit de academische wereld gaan we er op zoek naar de meest effectieve en wetenschappelijk onderbouwde acties die we kunnen doen om mensen te helpen hun leven gezonder in te richten en om te gaan met eventuele ongezonde verslavingen.”
Een van de grote succesverhalen is het Vlaams bevolkingsonderzoek naar drie types kanker: borst, baarmoeder en dikke darm. Globaal genomen is kanker de tweede belangrijkste doodsoorzaak. Met deze onderzoeken proberen we meer kankers op te sporen in een vroeg stadium, zodat ze sneller en met een betere genezingskans behandeld kunnen worden. Het bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker in Vlaanderen, bijvoorbeeld, startte in oktober 2013 bij volwassenen tussen 56 en 74 jaar. We zien dat een jaar later het aantal diagnoses met 20% is gestegen omdat er door de screening meer dikkedarmkankers ontdekt worden. Het onderzoek doet dus wat het moet doen: een vroege diagnose stellen waardoor de kans op genezing vergroot.
Door de zesde staatshervorming heeft Vlaanderen op het vlak van chronische zorg meer bevoegdheden gekregen. Waar via het RIZIV belangrijke aspecten van de thuiszorg (huisarts, verpleegkundigen, …) gefinancierd blijven is Vlaanderen nu volledig bevoegd voor de residentiële ouderenzorg en krijgt het ook bevoegdheid over de revalidatiecentra. De ambitie is om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Daarvoor is er een gamma aan “woonzorg”-voorzieningen dat mee evolueert met een stijgende zorgnood: het begint bij beperkte ondersteuning thuis, van schoonmaakhulp tot thuisverpleging, en eindigt bij uitgebreide, complexe totaalzorg in een residentiële setting zoals een woonzorgcentrum. Daartussen zit een gamma aan opvangmogelijkheden en ondersteuningsvormen, zoals kortverblijf, flexibele vormen van dagopvang, oppashulp, gastopvang. Naarmate de zorg stijgt kunnen er meer en meer helpers thuis bijspringen: thuisverpleegkundigen, schoonmaakhulp, oppassers, huishoudhulp. De mantelzorger kan ook meer ademruimte krijgen door een tijdelijk verblijf van zijn naaste in een kortverblijf of dagopvang. Voor wie echt niet meer thuis kan blijven, is het woonzorgcentrum een nieuwe thuis.
“De patiënt en zijn mantelzorger mogen er niet alleen voor staan”, aldus Vandeurzen. “Dat vraagt dat we in de eerste plaats voldoende ondersteuningsvormen aanbieden en dat er voldoende helpende handen zijn. Dat vraagt investeringen in meer zorg. Te beginnen met thuiszorg, daar voorzie ik voor 2017 een investering van 14 miljoen euro zodat bijvoorbeeld onze diensten voor gezinszorg meer uren hulp kunnen aanbieden. Maar ook in onze woonzorgcentra voorzien we 1.398 nieuwe plaatsen in 2017 en meer dan 1.000 gespecialiseerde plaatsen voor wie de meest intensieve zorg nodig heeft. Dat is een investering van 58 miljoen euro.”
Meer samenwerken in netwerken
De rode draad door de zorgsectoren heen is de roep naar meer samenwerking tussen zorgverleners, ook tussen zorgverleners van verschillende disciplines. Die roep komt van twee kanten: enerzijds van de zorgverleners zelf, die bij hun ouder wordende patiënten geconfronteerd worden met steeds complexere zorgproblemen. Anderzijds is er het streven van de Vlaamse overheid naar vermaatschappelijkte zorg waarin de patiënt centraal staat en de zorgverlener zich aanpast aan de noden van de patiënt.
“Meer van hetzelfde zal niet de oplossing zijn”, geeft Vandeurzen toe. “Daarvoor is niet langer voldoende geld. We stimuleren de zorgverlening om hun krachten te bundelen, netwerken te vormen en multidisciplinair samen te werken, voor en met de patiënt. Alleen zo kunnen we zorg op maat bieden, efficiëntiewinsten boeken en de kwaliteit van de zorg zo hoog mogelijk houden.”
Een voorbeeld van die aanpak is de visie op de ontwikkeling van de Vlaamse ziekenhuizen, het zogenaamde zorgstrategische plan.
In Vlaanderen zijn er 55 algemene ziekenhuizen, verspreid over 105 ziekenhuiscampussen. Met een totaal van 29.577 bedden ligt het aantal plaatsen per 100.000 inwoners boven het Europese gemiddelde. Deze grootschalige ziekenhuizen bieden vandaag vaak een totaalaanbod. Het gevolg is overcapaciteit en versnippering van expertise.
Met het Vlaamse zorgstrategische plan willen we samen met de federale overheid bijdragen aan een evolutie: we vragen van de ziekenhuizen dat ze meer samenwerken en zich nog meer richten naar de noden van de bevolking. Het principe is dat eenvoudige basiszorg dichtbij huis bereikbaar moet zijn. Voor andere aandoeningen is meer doorgedreven gespecialiseerde zorg nodig die schaalgrootte en concentratie van expertise vereist. Ziekenhuizen in een bepaalde regio gaan samen een netwerk vormen waarin ze basiszorg voor iedereen aanbieden en meer gespecialiseerde taken onderling verdelen, wat hun expertise en dus kwaliteit verhoogt.
Volgens Vandeurzen is een dergelijke beweging niet alleen bij de ziekenhuizen ingezet: “Netwerkvormig en meer samenwerking zie ik nu in bijna alle sectoren groeien. In de eerste lijn van huisartsen, apothekers en dergelijke zien we dat steeds meer zorgverleners bijvoorbeeld hun gegevens uit patiëntendossiers met elkaar delen. Als overheid zorgen we dat dat op een veilige manier en met instemming van de patiënt kan gebeuren.”
Naar een Vlaamse sociale bescherming
Verschillende hervormingen gaan we bundelen onder de vlag van de Vlaamse sociale bescherming. Het wordt zowat het vlaggenschip van de vermaatschappelijking van de zorg. Vandeurzen: “Een eigen sociale bescherming voor Vlaanderen is volledig gestoeld op het principe dat mensen zelf hun zorg moeten kunnen organiseren en daarvoor de ondersteuning en hulpmiddelen in handen moeten krijgen. We vragen van iedereen een solidaire bijdrage, voor de meeste mensen is dat op dit ogenblik 50 euro per jaar, en dat geld, samen met extra middelen uit de algemene belastingontvangsten van de overheid, geven we in handen van mensen die veel zorg nodig hebben. Zij krijgen vergoedingen waarmee ze de zorg kunnen kopen die ze zelf willen en zelf kunnen kiezen waar de kwaliteit van hun leven het meest mee gebaat is.”
Vandaag bestaat die Vlaamse sociale bescherming uit drie zorgvergoedingen voor wie langdurig zorg en ondersteuning nodig heeft: de Vlaamse zorgverzekering van 130 euro per maand voor zwaar zorgbehoevenden, een basisondersteuningsbudget van 300 euro per maand voor mensen met een handicap en een tegemoetkoming tussen 83 en 560 euro per maand voor 65+’ers met een zorgnood en een laag inkomen. Dankzij de drie tegemoetkomingen zullen bijna 350.000 mensen financieel bijgestaan worden in hun zorgnood. Jaarlijks gaat het om een totaalbedrag van meer dan 700 miljoen euro.
Deze drie tegemoetkomingen zijn nog maar de eerste fase. Later volgen vergoedingen voor hulpmiddelen zoals rolstoelen, loop- en sta-hulpmiddelen, scooters.
Ook de financiering van de ouderenzorg, de thuiszorg, de revalidatie en de psychiatrische verzorgingstehuizen wordt herbekeken. Het is de bedoeling het geld niet langer te geven aan diegene die de zorg organiseert (bv. het woonzorgcentrum), maar rechtstreeks aan de patiënt/cliënt die daarmee zijn zorg kiest en betaalt. Het geld wordt dus aan de zorggebruiker gekoppeld in plaats van aan de zorgvrager. Dit zou het systeem moeten worden voor woonzorgcentra, initiatieven van beschut wonen, psychiatrische verzorgingstehuizen, revalidatie en thuiszorgdiensten zoals gezinszorg, aanvullende thuiszorg en professionele oppas. Voor al die sectoren betekent dit systeem een grote verandering van hoe ze nu het geld binnen krijgen. Het vraagt dan ook nog studiewerk en een aantal jaren voorbereiding om deze hervorming te kunnen doorvoeren.
In de sector voor personen met een handicap wordt er al begin 2017 overgestapt naar zo’n systeem van persoonsvolgende financiering.
“Ook hier laten we de zorggebruiker er niet alleen voor staan”, zegt Vandeurzen. “We willen meer zorggarantie en gaan er extra middelen voor besteden. We zeggen niet, hier is geld, trek uw plan. We vinden het juist belangrijk om de bestaande systemen te vereenvoudigen en toegankelijker te maken, zodat de mensen beter hun weg vinden. Voor personen met een handicap zijn er bijvoorbeeld bijstandsorganisaties die de mensen zullen helpen hoe ze hun persoonlijke budget kunnen besteden. Voor de Vlaamse sociale bescherming hebben we de zorgkassen van de ziekenfondsen de opdracht gegeven het centrale loket te zijn dat mensen bijstaat met advies en hulp en alle aanvragen voor hen regelt. We willen ook zo veel mogelijk rechten automatisch toekennen: je moet je geld bijvoorbeeld niet aanvragen, je krijgt het vanzelf zodra je er recht op hebt.”