Er zal flink bespaard moeten worden in de toekomst, hoe kijkt u daar tegen aan?
We staan inderdaad voor budgettair moeilijke tijden. Besparingen zullen voor een begroting in evenwicht zorgen. Ook in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) dragen we bij tot de noodzakelijke besparingen en vragen we inspanningen. Zo zal bv. de premie voor de zorgverzekering, die sinds 2003 niet werd aangepast, opgetrokken worden naar 50 euro en naar 25 euro voor de mensen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming.
Naast de noodzakelijke besparingen blijven we ook verder bouwen aan een zorgzaam Vlaanderen. Dat doen we door, in budgettair moeilijke tijden, een aanzienlijk budget vrij te maken om te investeren in welzijn, zorg en gezin. In 2015 wordt maar liefst 65 miljoen euro vrijgemaakt. Dat is noodzakelijk om vandaag en in de toekomst te kunnen beantwoorden aan de steeds groter wordende zorgnoden en nood aan ondersteuning van gezinnen. We zetten de 65 miljoen dan ook in voor de meest prioritaire doelgroepen: personen met een handicap (40 miljoen), kinderen (20 miljoen voor kinderopvang) en jongeren (5 miljoen voor jeugdhulp). We bouwen ook verder de capaciteit van de ouderenzorg uit. Tegen eind 2018 komen er 8.413 nieuwe woongelegenheden in woorzorgcentra en centra voor kortverblijf bij.
Tijdens de begrotingscontrole 2015 werd door de Vlaamse regering beslist om niet verder te besparen op het beleidsdomein WVG. Dat wil concreet zeggen dat er geen extra besparingen komen op de eigen administratie binnen het beleidsdomein, op het personeel en de werking van onze zorg- en welzijnsvoorzieningen en dat er geen facturen worden doorgeschoven naar de Vlaamse gezinnen.
U krijgt er via de zesde staatshervorming een pak bevoegdheden bij. Op welke domeinen gaat u eerst focussen?
Het totale budget 2015 voor het beleidsdomein WVG bedraagt meer dan 10 miljard euro na de zesde staatshervorming. Dit is goed voor ruim 27% van de totale Vlaamse begroting.
De overdracht van de bevoegdheden in uitvoering van de 6e staatshervorming plaatst ons voor een reeks nieuwe uitdagingen, maar biedt tegelijkertijd ook heel wat kansen. De zesde staatshervorming laat geen beleidsveld binnen WVG onaangeroerd. Zo kunnen we in de ouderenzorg met de financiële hefbomen die we in handen krijgen op termijn werk maken van een beleid dat de oudere met een persoonsvolgend budget wapent om zijn weg te vinden binnen een netwerk van zorg. Met de kinderbijslag kunnen we, gekoppeld aan elk individueel kind en rekening houdend met zijn specifieke noden, het Vlaams gezinsbeleid versterken. In de geestelijke gezondheidzorg krijgen we de kans om gerichter een beleid te voeren en met het justitiële luik dat overkomt, krijgen we de kans te investeren op het raakvlak tussen hulpverlening en justitie. Een samenspel met een toenemend maatschappelijk belang. In de eerste plaats zetten we momenteel in op het bewaken van de continuïteit in alle sectoren.
Ziet u een mogelijkheid om de andere beleidsdomeinen te laten meewerken aan ‘meer’ gezondheid?
Ja, en niet alleen voor preventieve gezondheid, maar eigenlijk voor gezondheid in het algemeen, dus ook eerstelijn en residentiële zorg.
Het is onmogelijk om vanuit het budget en de draagwijdte van de preventieve gezondheid alleen de gezondheidskloof te dichten. Daarom worden er vanuit het preventieve gezondheidsbeleid tools aangereikt om het gezondheidsbeleid in settings zoals onderwijs, werkplek, lokale gemeenschap, sport- en culturele verenigingen te implementeren.
Naast de tools wordt ook begeleiding en coaching voorzien door de Logo’s voor wat betreft het lokaal gezondheidsbeleid van gemeenten en OCMW’s. Er zijn daardoor al veel voorbeelden van settings die met die tools aan de slag gaan en zo meewerken aan ‘meer’ gezondheid.
Iedereen gelijke kansen op een gezond leven
Er is flink wat werk aan de winkel als we iedereen gelijke kansen op een gezond leven willen garanderen?
Dat klopt, en als minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, heb ik enkele, maar zeker niet alle, beleidsdomeinen binnen mijn bevoegdheid om een deel van dat werk te leveren. Ik reken echter ook op collega ministers om binnen hun beleidsdomeinen de initiatieven met een gezondheidsbril te bekijken.
Ziet u nog mogelijkheden om de gezondheidskloof te verkleinen?
We spreken liever van initiatieven met oog voor de sociale gradiënt van een samenleving, dan van gezondheidskloof. Voor het preventieve gezondheidsbeleid verwachten we veel van de kadermethodiek Gezonde Gemeente. Die wordt momenteel succesvol geïmplementeerd en we zien daar de kans om meer aandacht voor sociale gradiënt te verankeren in het lokaal beleid, op het niveau van de steden, gemeenten en wijken.
Echter, we verwachten ook inspanningen vanuit de curatieve sector: eerstelijnszorg en de intramurale zorg zoals de ziekenhuizen, woonzorgcentra… Meer nog dan vanuit de preventie, moet ook binnen de zorg toegankelijkheid met oog voor sociale gradiënt gegarandeerd worden.
Ik wil er ook op wijzen dat het ‘dichten van de gezondheidskloof’ als doel op zich soms contraproductief kan zijn. Veel initiatieven, zeker op vlak van preventie gericht naar de algemene populatie, bevorderen de gezondheid van veel lagen van de bevolking. Zo realiseren we gezondheidswinst ook bij de personen met een lagere socioeconomische status, maar dit leidt niet altijd tot een verminderen van de kloof, want ook de ‘middenklasse’ heeft baat bij dergelijke initiatieven en realiseert ook gezondheidswinst. Ik zou daarom eerder willen uitgaan van volgende leidraad ‘bij het realiseren van gezondheidswinst moeten we voldoende oog hebben voor het bereiken van personen met een lagere socio-economische status’.
Wordt er deze legislatuur verder werk gemaakt van gezondheidsdata voor lokale besturen?
Tijdens de vorige legislatuur zijn, door het agentschap Zorg en Gezondheid, stappen ondernomen om gegevens over gezondheid en zorgaanbod met relevantie voor de lokale besturen meer structureel ter beschikking te stellen van deze besturen. Er is geopteerd om reeds bestaande en door de besturen gekende kanalen te gebruiken. De studiedienst van de Vlaamse regering heeft met de ‘lokale statistieken’ en ‘gemeenteprofielen’ een specifiek portaal met cijfers op regionaal en gemeenteniveau. Dit portaal is goed gekend door de lokale besturen.
Er is in onderling overleg met de studiedienst beslist om deze statistiek uit te breiden met een domein gezondheidszorg. Hierin zullen cijfers op gemeenteniveau kunnen worden geraadpleegd over deelname aan de borstkankerscreening, gebruik van de ambulante geestelijke gezondheidszorg, de opnamen in ziekenhuizen, zorgzwaarte van de residenten in woonzorgcentra en patiënten in de thuisverpleging. Ook zullen gegevens over het zorgaanbod beschikbaar zijn zoals aantal en plaatsen ouderenvoorzieningen, aantal huisartsen, uren gezinszorg enz. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan de ontsluiting van deze lokale gezondheidscijfers.
Een eerste stap is gezet maar dit kan en moet verder worden uitgebouwd zodat één en ander beter aansluit bij rol van de gemeenten in het gezondheidsbeleid en de projecten ‘Gezonde Gemeente’.
Wel is het zo dat publicatie van gezondheidsgegevens op gemeenteniveau met de nodige omzichtigheid en bezorgdheid voor de bescherming van de privacy moet gebeuren. Gegevens die relevant blijken maar te klein zijn in aantal, kunnen niet worden gepubliceerd. Dit is bijvoorbeeld zo voor de gegevens uit de Gezondheidsenquête.
Grote opvangtekorten
Het nieuwe decreet over de kinderopvang kreeg in het voorjaar veel tegenstand te slikken toen bleek dat veel zelfstandige kinderdagverblijven de deuren moesten sluiten. Er zijn nochtans grote opvangtekorten. Lijkt ons redelijk tegenstrijdig. Laat u zich door tegenstand van uw ideeën afbrengen?
Het is belangrijk om te vermelden dat het totaal aantal kinderopvangplaatsen niet gedaald is. We merken dat er een zekere ommezwaai gebeurde en dat er meer plaatsen in de groepsopvang dan gezinsopvang bijkomen. Het decreet is echter niet de verklaring voor het aantal zelfstandige onthaalouders die stoppen. Die trend is al een aantal jaren aan de gang. Die daling is eerder toe te schrijven aan factoren zoals de stijgende leeftijdspiramide bij de onthaalouders en het feit dat ouders zelf steeds vaker de voorkeur geven aan groepsopvang.
Het decreet opvang voor baby’s en peuters bracht een grondige hervorming in de sector met zich mee en was een mijlpaal voor het verder realiseren van voldoende, kwaliteitsvolle, toegankelijke en betaalbare kinderopvang. Om die hele verandering in de sector op te volgen en eventueel bij te sturen, is in oktober 2014 in de schoot van Kind en Gezin een ‘voortgangsoverleg’ opgestart. Deze werkgroep met vertegenwoordigers van de kinderopvangsector en van de gebruikers evalueert het systeem en komt met voorstellen om de regeldruk in de sector te verminderen. Het zal onder meer gaan om versoepelingen op het gebied van infrastructuurvereisten, van administratieve vereisten en procedures. Concreet gaat het bijvoorbeeld over regels m.b.t. normering luchtkwaliteit en regels uit de Vlaamse Wooncode (bv. plafondhoogte, raamgrootte, enz.). De kwaliteit van de kinderopvang blijft hierbij steeds voorop staan.
Een ander aandachtspunt in het decreet opvang voor baby’s en peuters is de leefbaarheid van de kinderopvangsector. In dit kader kwam er, vanaf 1 april 2015, een verhoging van de subsidie voor plaatsen groepsopvang bij organisatoren die vandaag een lagere subsidie voor inkomenstarief hebben. Deze subsidieverhoging bedraagt minimum 414 euro per plaats per jaar.
De Vlaamse Regering nam deze beslissing in afstemming met de sociale partners van PC 331, die de bijzondere CAO kinderopvang aangepast hebben om voor de opvang met Trap 2B subsidie een verdere stap te kunnen zetten in de richting van de sectorale loonbarema’s voor kindbegeleiders. De Vlaamse regering maakte 7,1 miljoen euro vrij om te voorzien in de verhoging van de subsidiëring.